Literatuur
- Wezel, Gerard van, De Onze‑Lieve‑Vrouwekerk en de grafkapel voor Oranje‑Nassau te Breda. Deel in de serie 'Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst'. Zeist (RdMz), Zwolle (Waanders), 2003cop. [484 blz. ISBN 90.400.8746.6].
Hierin "Witstoel": blz. 431-432 ("109 Witstoel. M. en J.F. van der Vloet, 1754. Eikenhout en ijzer, 186 × 177 × 92,5 cm.
Gesigneerd en gedateerd op een ijzeren regel: M.V.D VLOET BREDA 1754 EN [aan de andere zijde] J.F.V.D. VLOET.
Collectie Breda's Museum
(bruikleen aan de kerk), inv.nr. 2322.
In 1758, vier jaar nadat de witstoel werd geleverd, verrichtte Martienus (sic) van der Vloet de nodige reparaties aan de witstoel, waaronder:
‘vier niewen plaeten aen den wintvleugel aen gemaekt aen den witstoel’ (voetnoot 51).
Waarschijnlijk werd de witstoel in 1758 intensief gebruikt omdat volgens rekeningen de reparaties werden uitgevoerd over een lange periode (juli-oktober).
Het ging dus niet om een revisie achteraf. Bekend is dat in 1772 onder leiding van opzichter Pieter Huysens een ingrijpende restauratiefase van de kerk
van start ging, waarbij uiteindelijk ook het interieur opnieuw werd gewit. Ook de gewelven kwamen toen aan bod. Daarbij werd uitdrukkelijk gesteld
dat de gewelfschilderingen niet overgewit mochten worden en dat eventuele spatten op kosten van de schilder moesten worden verwijderd (voetnoot 52).
Uit archivalia is bekend dat voor het witten van de gewelven veelal ter plekke een hangsteiger werd gebouwd. Deze kon worden opgetrokken door middel
van touwen, die bevestigd waren aan de kapconstructie en die gevoerd werden door de kleine ronde gaten in het gewelf. De fraai geconstrueerde witstoel
in Breda schijnt uitzonderlijk in zijn soort te zijn. (GvW)." - dit is de volledige tekst, zonder de afbeeldingen).